TOEMAARDICHTMAAR
- 16 microfictieverhalen
- De Cilinder
- Enkele aanzetten tot communicatie
- Een beschouwing
- De glitterplaneet
- Revolte
- Cirkeldier Daniël
- Hoe ik vanmiddag mijn tong verbrandde
- Herkenningspunt
- De pieptest
- De cirkelzaag
- Gesticht
- Etiquette van de waanzin
- Zeepsop
- Het eb en blues van de vloed
- De bevolking van het Noorden
- Het gevoel van iets te zijn vergeten
- Wervels
- Kipnugget
- Het spectogram van de stilte
- Het observatiecentrum
- Constante luchtkwaliteit
- Dorst
- Puppy
Constante luchtkwaliteit
‘Ik ben niet eenzaam, ik heb een aangeboren neiging tot gezelschapslust’, zegt de man in de hotelkamer. Hij kijkt door het raam. Het geeft uitzicht op een ander raam, dat uitzicht geeft op een ander raam, enzovoorts. Zo klein voelt de man zich. Terug naar de man. Zwoesj.
‘Ik ben niet eenzaam, ik heb een aangeboren neiging tot gezelschapslust’, zegt hij. Hij spreekt tegen zichzelf, maar niet omdat hij eenzaam is. Aan de muur van zijn kamer hangt een schilderij van het hotel waarin hij verblijft. Het is een oud schilderij en een oud hotel. De man is ook oud, maar beleeft zijn tweede jeugd. Of zijn derde, of zijn vierde. Na zijn eerste jeugd is hij de tel al kwijtgeraakt.
Hij wrijft over zijn buik. Elke nacht droomt hij over spaghetti met tomatenketchup. Zijn beste vriend heeft hem het recept gegeven. Het is gemakkelijk te onthouden. De ingrediënten zijn: spaghetti en tomatenketchup. Je kookt de spaghetti tot ze tegen je tanden kleeft, en dan roer je er de ketchup doorheen. De lichte, nootachtige smaak van het tarwe met het zoete, zurige van de tomatenketchup. Hij weet nog goed dat hij dat heeft gezegd. Hij opent de kleine koelkast. Er gaat geen lichtje aan, maar hij weet dat de kast leeg is.
‘Ik ben niet eenzaam, ik heb een aangeboren neiging tot…’ Hij spreekt telkens dezelfde zin uit, terwijl hij over zijn armen strijkt, dan weer over zijn buik. Hij kijkt door het raam, dan naar de binnenkant van het glas, opent de deur van de koelkast zonder erin te kijken, doet hem dan weer dicht. En wij maar lucht in de kamer blazen.