TOEMAARDICHTMAAR

Dorst

 

Ik ben een paar maanden geleden van de trap gevallen, recht op mijn hoofd. Eerst voelde ik niks, maar toen zag ik dat er bloed uit mijn schedel vloeide. Toen voelde ik nog steeds niks, maar ik raakte wel in paniek, zoals dat gaat. Ik moest naar het ziekenhuis, en daar hebben ze mijn hoofdhuid op die plek net boven mijn linker bakkebaard met naald en draad weer dichtgenaaid. Een paar dagen later begon mijn haar op die plek weer te groeien. Het vreemde was dat ik in de spiegel zag dat mijn haar daar plots wit was geworden. Niet eens grijs, weet je wel, maar spierwit. Dat viel nogal op, want de rest van mijn haar was pikkezwart. Ik wist meteen: mijn behoefte aan vloeistoffen was verdwenen.

 

Ik was in paniek, want ik hield heel erg van vodka. Je kan vodka maken van alles, zelfs van aardappelen. Maar wat als mijn schedel was gebroken, en de chirurgen het niet hadden gezien? Wie weet kon een klein barstje al genoeg zijn om al mijn dorst te laten wegsijpelen. Ik zocht op de plek waar ik was gevallen of ik daar iets kon vinden, maar ik had natuurlijk alle sporen al lang opgeruimd. Als mijn dorst daar tussen zat, was het al lang in de gootsteen verdwenen. 

 

Ik probeerde te proeven of ik dorst had. Dat was niet zo gemakkelijk, want doorgaans proefde ik nooit of ik dorst had. Ik had het nooit hoeven op te wekken. Misschien openbaart de dorst zich tijdens het drinken, dacht ik. Dus ik haalde een fles wodka uit de koelkast, draaide de dop eraf en goot de inhoud in mijn keel. Ik proefde de vertrouwde smaak. Mijn keelholte gloeide aangenaam na. Dat warme gevoel herkende ik, dat moest de dorst zijn.

 

Helaas doofde de gloed in mijn keel langzaam uit. De dorst was er enkel vlak na het drinken zelf en verdween dan weer. Dit betekende dat ik hem constant moest blijven opwekken. Elke vijftien minuten nam ik een slok. Mijn dagen werden een cyclus van meten, drinken en het kortstondig ervaren van de gloed. Het was vermoeiend, maar noodzakelijk.

Op een middag, terwijl ik op weg was naar de slijterij, liep ik langs een winkel met aquariumbenodigdheden. Ik keek naar de glazen bakken, de filters, de waterpompen. Doen, dacht ik. Ik kocht het grootste aquarium dat ze hadden, inclusief een geavanceerd circulatiesysteem. Thuis vulde ik het met tweehonderdzeventig flessen wodka, maar de geur van alcohol stimuleerde mijn dorst niet. 

Ik moest hard werken om mijn drinkpatroon in stand te houden. Misschien, dacht ik, was mijn interne circulatiesysteem kapot. De dorst werd met het drinken van de wodka maar heel even mijn hoofd in gepompt om er vervolgens weer uit te sijpelen. De vloeistof moest directer worden toegediend. Ik nam de waterpomp uit het aquarium en bevestigde er een dun slangetje aan. Het andere uiteinde plakte ik met ducttape vast aan mijn schedel. Ik zette de pomp aan en even later werd de eerste druppel wodka geabsorbeerd door de huid. Geen gloed in mijn keel deze keer, maar een diep, warm gevoel in mijn hoofd.

Ik zit nu in mijn stoel, de zachte zoem van de aquariumpomp op de achtergrond. Elke drie seconden valt er een druppel.