TOEMAARDICHTMAAR

Kipnugget

 

Deel 1

 

De rij voor de drive-in was lang. Slierten blauwige sigarettenrook krulden omhoog en bleven als een dikke smog in de auto hangen. De rook die ze niet inhaleerde, dreef alsnog haar huid binnen. Haar gedachten kwamen in vlagen, als vlammen die plots oplaaiden. Hij was er voor haar. Hij was de dikke betonnen muur waar ze met driehonderd per uur tegenaan knalde. Ze dacht dat het liefde was. Liefde. Ze wist het niet, het was een woord dat ze niet begreep. Haar gedachten waren niet scherp, ze kringelden als de rook uit haar mond en stopten niet toen de sigaret op was, maar bleven kolken in haar hoofd tot ze duizelig werd. Extra bacon, extra kaas. Haar stem was hees, korrelig. 

 

Ze was het lichtpuntje van de nacht voor iedereen die hem met haar doorbracht. High op coke gaf ze het geld dat ze had weg aan de duurste drank. Iedereen moest blijven drinken, blijven dansen, blijven lachen. Ze werd graag gezien door iedereen, jonge mensen die hun echte leven nog moesten beginnen. De tijd die ze met haar doorbrachten was tijdelijk, het echte leven lag op hen te wachten. Daarom voelde ze zich sterker aangetrokken tot oudere mannen. Op haar lag niets te wachten dan verval. 

 

Haar baan was gevaarlijk en hij moest haar beschermen, maar niemand beschermde haar voor hem. De smeerlap was high, crack, keta. Hij bewaarde haar geld en gaf haar juwelen. Hij was te lief voor haar. Hij gaf een gouden ketting met haar naam erin gekerfd. Haar echte naam. Ze schold hem uit voor idioot, beet een stuk van de pizza van de vorige dag en spuugde het in zijn gezicht. Het was twee jaar geleden, ze was toen zestien. 

 

De radio speelde een liedje dat ze kende, maar de woorden waren anders. Alles was anders sinds die nacht. Ben hielp haar om alles te herinneren, of vergeten. Ze wist niet meer welke van de twee beter was. Ze beet in haar hamburger. Het broodje was slap en de sla plakte aan het plastic. Saus droop over haar vingers. Dwaze Ben met zijn dikke frietkop en scheve tandjes. Aandoenlijk. Ze was een kipnugget voor zijn berenklauw. Ze grinnikte, draaide haar raampje naar beneden en spuugde een klodder taai speeksel op het asfalt van de parkeerplek. Ze waren anders, compleet tegenovergesteld, maar kwamen uit hetzelfde vet, dropen van dezelfde olie. 

 

Op het afgesproken tijdstip reed een bestelwagen de parking op. Het begon te regenen, dikke druppels spatten op de motorkap. Ben stapte uit. Hij droeg een grijs pak, het enige dat hij had. Zijn broekspijpen vielen net over zijn veters. Zijn naar achter gekamde haar zag nat van de gel. Hij wreef over zijn mouw. Hij had altijd last van meth mites, het gevoel dat er insecten onder je huid kruipen. Ze bleef even zitten om hem te observeren terwijl hij rondliep. Ze had hem precies waar ze hem wilde hebben. Ze opende het portier, liet de koude lucht over haar heen komen. 

 

De eerste keer kwam hij biljarten met zijn maten in het café waar ze toen werkte. Hij staarde naar haar met een blik waar ze misselijk van werd terwijl hij zijn biljartkeu krijtte. De tweede keer kwam hij alleen. Hij droeg parfum. Ze nam een plaat uit een hoes waar in grote blauwe letters ‘Cannonball’ op stond. Ze werd bloedgeil van hoe de saxofoon tekeer ging, alsof ‘ie iemand de strot afbeet, als een hoer die haar geld niet kreeg. Hij leerde haar de keu vasthouden met de juiste greep. Ze weet nog dat hij zei dat het spelen van een bal via een andere een ‘kiss-shot’ wordt genoemd. 

 

Ben deed het werk waar het uiteindelijk allemaal om draaide. Ze wees naar het huis. Hij waggelde er met korte, snelle stappen naartoe, terwijl zijn armen bruusk op het ritme meebewogen. Zijn jasje spande strak over zijn schouders. De dood was geen magere hein in een zwart gewaad, maar een dikzak in een slecht zittend pak. Het begon harder te regenen, maar ze bleef staan terwijl ze hem naar binnen zag gaan. Gouden lantaarnlicht weerkaatste in het glanzende asfalt. Een peuk gloeide tussen haar vingers. Ze schnipte hem op de grond en keek hoe de rook opsteeg. Ze hoorde hem haar naam schreeuwen, haar echte naam. Het was de laatste keer dat iemand dat zou doen. 

 

Deel 2

 

Het was kalm op de baan. Hij reed op cruise control, nooit sneller dan de toegestane snelheid. Zijn colbert spande strak om zijn schouders, als een harnas dat hem rechtop hield. Zijn vingertoppen waren vettig en roken naar benzine. Loodvrij. De motor draaide rustig nu hij was volgetankt. Het diepe, constante gebrom gaf hem een voldaan gevoel, alsof hij net zelf een stevige maaltijd achter zijn kiezen had. De laatste maanden at hij enkel gekookte aardappelen met een stuk kip en groente. Vandaag was alles anders.

 

Hij dacht aan goed eten: vitello tonnato, dun gesneden kalfsvlees met een romige tonijnsaus. Het vlees boterzacht met een gladde, dikke saus, het zout van de ansjovis en de kleine ‘pop’ van de kappertjes. Toen hij nog chefkok was in l’Abattoir maakte hij er bolletjes tonijnmayonaise bij. Hij werkte zo veel dat hij crystal moest nemen om de lange dagen en nachten vol te houden. Zijn toewijding om zichzelf telkens te verbeteren was buitengewoon. Hij kreeg een aanbod van zijn maat. Een baan in een chemisch lab, met kortere dagen en een hoger loon. 

 

Hij had het geld nodig voor zijn kleine zus. Ze leefde op straat. Hij vond haar in een leeg pand  met een viertal anderen op vuile matrassen, onder lakens en karton. De matrassen hadden bruine vlekken. Vreemde plek voor koffievlekken, dacht hij eerst. Ze ging met hem mee naar huis, hij waste haar, gaf haar goed eten. Ze mocht het huis niet uit. Ze schreeuwde, dagen en nachten lang, probeerde hem te manipuleren, schreeuwde toen ook dat niets uithaalde. Op een dag, na maanden van opsluiting, stond ze bij de deur toen hij open deed, gaf hem een knietje in zijn balzak en ging ervandoor. Hij heeft haar nadien nooit meer gezien. 

 

Vanaf dan ging het bergafwaarts met hem. Het begon met weekend benders. Van ‘s avonds drinken op café naar de after tot de dag erna, heel de dag wijn drinken in bed en ‘s avonds opnieuw op café. De weekenden werden weekdagen, de café’s werden thuisfeesten en later plekken om te crashen. Hij crashte hard. Zijn eerste k-hole was spannend, maar ze werden steeds onwerkelijker, steeds angstaanjagender.

 

De radio zond Pete’s Midnight Special uit, waarin Peter zijn favoriete nummers speelde en belde met luisteraars. Een truckchauffeur wilde het lievelingsnummer van zijn overleden vrouw horen. Peter antwoordde, maar Ben kon de rest van het gesprek niet volgen vanwege het gepiep van zijn ruitenwissers toen dikke spetters regen tegen zijn voorruit sloegen. Het maakte niet uit, hij was er bijna. 

 

Hij parkeerde zijn wagen op de afgesproken tijd op de parkeerplaats, keek rond, zag haar nog niet. Bij hun eerste ontmoeting was hij op slag verliefd. Ze was de nieuwe serveerster in het café waar hij wel eens kwam met zijn vrienden. Hij kwam de dag erna terug, alleen. Hij herinnerde zich de muziek die ze uitkoos. Bezield, emotioneel, explosief. Hij leerde haar biljarten, het werd hun spel. Hij voelde haar lichaam nog steeds tegen het zijne drukken. Terwijl ze dansten, verrieden haar ogen de rol die ze speelde, ze vertelden hem alles. Haar leven, haar verwachtingen. De leegte. Ze vluchtte. Hij wist niet waarvan, maar ze vluchtte. Hij was er voor haar. De dikke betonnen muur waar ze met driehonderd per uur tegenaan knalde. Het was liefde, onmiskenbaar. 

 

Hij stapte uit. Misschien had ze hem niet zien aankomen. Nochtans was er tamelijk veel licht van een lantaarnpaal en het felle, vrolijke reclamebord van de drive-in. Onder het roze-groene neon autootje hing een gele pijl die flikkerde en een knetterend geluid maakte, alsof het hem iets wilde vertellen.

 

Ook zij stapte nu uit. Hij keek naar haar, volgde haar lange benen tot aan de onderkant van haar rok. Ze zag er mooier uit dan anders. Anders dan anders, ook dat. Ze wees naar een deur en hij begreep wat hem te doen stond. Hij was er goed in. Hij liep erheen, terwijl zijn gedachten afdwaalden naar zijn plan voor als hij thuiskwam. Zoete mayonaise, zure kappertjes, flinterdun kalfsvlees en de lichte bitterheid van de olijfolie die alles met elkaar verbond. 

 

Het huis was voornamelijk leeg. In één van de kamers op de begane grond lagen matrassen, maar er was niemand. Hij liep de trap op naar boven en klikte het licht aan in één van de kamers. Een man in een bed schrok wakker. De gele tint van zijn lichaam maakte hem misselijk, maar het kon ook zijn geur geweest zijn. Met één hand hield hij hem tegen zijn matras gedrukt. Met de andere bond hij zijn polsen vast aan de spijlen met tie-wraps. Hij haalde uit zijn binnenzak de ketting en hield hem vlak voor zijn ogen. Hij keek ernaar, was bang, maar ook kwaad. Er zat woede in hem. Hij riep haar naam een laatste maal.

Leave a Comment

Your email address will not be published. Required fields are marked *