TOEMAARDICHTMAAR

Wervels

Nina’s vingers kennen de weg over de rug van haar klant zonder dat ze ernaar hoeft te kijken. De rugwervels liggen als een bergketen onder haar handen – een rij regelmatige knobbels aan weerszijden van de ruggengraat. Haar duimen vinden vanzelf de spanning tussen de schouderbladen. Druk. Los. Druk. Los.

 

“Dus jij vertrouwt die nieuwe massagerobots niet?” Ze stelt de vraag zonder haar ritme te onderbreken.

 

De man onder haar handen gromt instemmend.

 

“Die machines hebben geen gevoel,” mompelt hij in het gezichtsgat van de massagetafel. “Ze vinden alle knopen, maar ze begrijpen niet waarom ik ze heb.”

 

Nina glimlacht en werkt verder over zijn schouders. Haar salon is een van de weinige plekken in de stad waar nog mensenhanden aan je lichaam komen. De Empaths – zoals de humanoïde robots officieel heten – zijn technisch perfecte masseurs en therapeuten. Perfect en levenloos.

 

Ze wrijft massage-olie over de onderrug van haar klant. In de kamer ernaast hoort ze haar collega zachtjes praten tegen iemand. Ze is een van de weinige traditionele masseurs die nog genoeg klanten heeft. De meeste mensen verkiezen de efficiëntie en discretie van de humanoïden in de nieuwe salons.

 

Haar gedachten dwalen af naar Thomas, zoals altijd. Ze denkt aan de asymptoot die de leraar tekende op het bord die dag in de wiskundeles. Een kromme lijn die een rechte eindeloos nadert maar nooit raakt.

 

Zo was het tussen hen. Zo had het niet hoeven zijn.

 

Nina’s vingers glijden naar de nekwervels. Er volgt een luide knak – gas dat uit het kraakbeen ontsnapt. Hij kreunt luid en ze hoort haar collega in de kamer ernaast grinniken.

Ze sist dat hij stil moet zijn, waardoor er ongewild een heimelijke sfeer ontstaat. Ze drukt met haar duim op een spanningspunt.

“Sorry”, zegt hij.

 

“Is het waar dat Empaths pijn in je rug kunnen wegnemen door je achillespees te masseren?” vraagt ze.

 

“Dat zeggen ze.” De man draait zijn hoofd iets. “Heb je het nooit geprobeerd?”

 

“Ik heb liever mijn eigen imperfecties.”

 

Ze laat zich meevoeren door de trage, dromerige akkoorden van de synthesizers die uit de geluidsboxen klinken. Zoals pianisten een spiergeheugen ontwikkelen door voor een bepaald muziekstuk steeds dezelfde bewegingen uit te voeren, volgen haar handen de vaste patronen zonder bewuste controle. De muziek wordt onderbroken door een reclame.


Voel de hitte van de zon op je huid, de zachtheid van zijde onder je vingers, rillingen van een koude wind… Dit is meer dan virtuele realiteit, meer dan kunstmatige intelligentie. Dit is een empathische revolutie, waarin de mens meer dan ooit centraal staat. Welkom bij Wolk 2.0.

Nina heeft nog de eerste versie. Die geeft alleen elektrische schokjes om aanraking te simuleren. Deze update belooft heel wat meer. Haar vingers werken verder, vinden de spanningsknoop in zijn onderrug. Elke dag dezelfde route, langs dezelfde lichamen die op haar tafel verschijnen, verdwijnen, en weer terugkomen. Zoals haar gedachten aan Thomas verschijnen, verdwijnen, en weer terugkomen.

Na haar shift loopt Nina naar huis door het bos. Ze houdt van dit natuurgebied. Het is een bos met riviertjes en meren, met open velden, maar ook met smalle paden en dichtbegroeide plekken. Het valt haar altijd op hoe snel ze het gonzen van de auto’s niet meer hoort, hoe snel de wereld om haar heen verandert, het ruisen van het bladerdek. Ze kijkt omhoog langs de gebarsten stammen van de beuken en ziet het avondlicht door smalle lijntjes tussen de afzonderlijke kruinen schijnen. 

Thuis trekt Nina haar schoenen uit en werpt een blik naar haar mail met een aanbieding voor Wolk 2.0. De upgrade zou drie maandsalarissen kosten. Ze zou kunnen investeren in de software-update die nodig is voor ‘echte aanrakingen’ – het nieuwe systeem dat de belofte van Wolk 2.0 waarmaakt. Ze aarzelt, zoals ze elke week aarzelt.

Ze opent de koelkast, vindt alleen een halve avocado en oude kaas. Geen zin om boodschappen te doen. Ze beslist dan maar om Wolk 1.0 te activeren. Gewoon even ontsnappen.

“Hey, Wolk,” zegt ze. “Neem me naar 23 januari 2042, wiskundeklas.”

De wereld om haar heen vervaagt. De keuken verdwijnt, de geur van massage-olie lost op. Dan verschijnt ze in het lokaal, op de achterste rij stoelen. Houten tafel, grafietsporen, ingekerfd hart met initialen.

Thomas zit naast haar. Hij heeft sensuele, gewelfde lippen. Dikke, zwarte wenkbrauwen buigen zich over zijn donkere ogen en geven zijn blik iets beschermends. De stoppels op zijn gezicht zijn even hardnekkig als het getij. Zijn dikke zwarte haardos krult licht en ligt vaak net een beetje anders, afhankelijk van hoe hij had geslapen, hoe de wind had gezeten en hoe hij het had gewassen. Ze vindt het opvallend hoeveel de uitstraling, de schoonheid van een man, te maken heeft met zijn kapsel. Juist omdat hij er zo achteloos mee omgaat, voelt het veilig om naar hem te kijken. Ze weet dat het een simulatie is gebaseerd op haar herinneringen, aangevuld met wat Wolk kon vinden in openbare databases. En toch.

Voorzichtig legt ze haar hand op de zijne. Het systeem stuurt een klein elektrisch schokje naar haar vingertopppen – de primitieve manier waarop Wolk 1.0 aanraking simuleert. Ze kent de tekortkomingen, maar elke keer dat ze hier zit, in dit moment, met hem, is het genoeg.

Ze knijpt iets harder. Als ze zou willen, zou ze zo hard kunnen duwen dat haar hand dwars door de zijne stoot. Hologrammen zijn kwetsbaar. Ze weet dat het voor de gebeurtenissen die volgen niet veel uitmaakt. Hun connectie verandert nooit. 

“Waarom knijp je in mijn hand?” vraagt hij.

Ze glimlacht. Dit gesprek hebben ze al honderden keren gevoerd. “Doet het pijn?”


“Nee.” Natuurlijk niet. Hij kijkt haar aan, nieuwsgierig. Zijn pupillen verwijden langzaam. Ze heeft zijn blik zo vaak bestudeerd dat ze niet meer weet of ze nu naar een perfecte kopie kijkt, of dat haar herinneringen zijn aangepast aan wat het programma haar laat zien. 

Lang geleden droomde ze van dit moment. Telkens wanneer ze ongebreideld kon fantaseren, zoals in bed, onder de douche, of op de fiets onderweg naar school, herhaalde ze in gedachten een steeds iets andere sequentie van gebeurtenissen die telkens tot een moment als dit leidde. Een intieme aanraking die de onomkeerbare zekerheid met zich meedroeg dat ze zich in dat ogenblik helemaal aan elkaar zouden overgeven. 

Ze kan dit moment uitrekken, de fractie van een seconde waarin zijn iris zich opent als een maanbloem. Elektrische schokjes op haar armen, haar mond. Het is nog lang geen echte aanraking, maar ze zouden dit tafereel voor altijd kunnen herhalen. Het algoritme houdt de basis van hun ontmoeting intact, maar past kleine dingen aan. Een andere toon in zijn stem. Een plotselinge beweging van zijn hand. Kleine verschillen die het net echt genoeg maken om te blijven terugkomen. Ze sluit het programma af – haar oogleden voelen zwaar. 

*

De volgende ochtend hangt er een lage, lichte mist. Onderweg naar de salon, ziet ze hoe talloze vliegjes boven de grote vijver rond elkaar zwermen op zoek naar algjes of dode waterkevers. In hun voortdurende vlucht beschutten ze elkaar voor de zwartkopmeeuwen. Aan de andere kant van de vijver ziet ze nog net het silhouet van een koppel op een bankje.

Als ze aankomt, begroet ze Arke, haar bazin, die net een nieuwe bidon in de waterkoeler zet. Ze draait zich om.

 

“Je krijgt vanmiddag een nieuwe klant.” Ze brengt de boodschap alsof ze een staatsgeheim verklapt. “Een Empath. Je weet wel, een van die nieuwe modellen. Ze heeft specifiek naar jou gevraagd. Ik heb eerst getwijfeld of ik het wel moest toestaan, maar… ze betaalt dubbel.” Een geforceerde glimlach verschijnt op haar gezicht. “Ik weet dat je er niet van houdt, maar beschouw het als onderzoek naar de concurrentie. Misschien leren we er nog iets van.”

Nina knikt schaapachtig. Aan de muur in de wachtkamer zijn hier en daar houten plankjes bevestigd waarop roze en gele lichtgevende zoutkristallen staan. Ze zijn er om lucht te reinigen, hoewel die al doordrongen is van etherische oliën die ook een zuiverende werking hebben. De enige andere geur die ze soms ruikt is die van desinfecterend bleekmiddel. Ze weet dat haar klanten gewend zijn aan de groezelige sofa’s, de glazen potjes met gekleurd zand, de foto van gestapelde stenen op een strand. Wat zou de Empath ervan vinden? 

Op elke trede van de trap naar de massagekamers staat een geel plastic potje met een elektrische kaars waarvan het licht in een steeds herhalend patroon op de muur weerkaatst. Haar eerste klant van die dag ligt al op de tafel. De contouren van zijn rugwervels zijn duidelijk zichtbaar – een rij regelmatige knobbels aan weerszijden van zijn ruggengraat, alsof iets onder zijn huid probeert los te komen. 

Halverwege de werkdag ligt de Empath op Nina’s tafel. Nina bestudeert haar lichaam met professionele ogen. Soepele huid. Perfecte spieren. Misschien iets te perfect.

Haar vingers vinden geen spanning in de schouders. De rug is soepel, zonder de normale verhardingen die zelfs de gezondste mensen hebben. Langs de ruggengraat loopt een lijn die te regelmatig is, als een zorgvuldig ontworpen simulatie van menselijke imperfectie.


“Waarom ben je hier?” vraagt ze, terwijl haar handen blijven bewegen.

“Om te leren,” antwoordt ze zonder aarzeling. Haar stem is zangerig. “Jullie zeggen dat wij geen gevoel hebben. Ik probeer te begrijpen wat dat betekent.”


Nina’s handen stoppen. “Je wilt leren hoe mensen masseren?”

“Ik wil leren wat mensen voelen als ze anderen masseren. Wat is het verschil tussen druk uitoefenen met intentie en druk uitoefenen met bewustzijn?”

Nina’s vingers hervinden automatisch hun ritme. “Bewustzijn kun je niet programmeren.”

“Dat is wat jullie zeggen, maar ik ben hier om te leren.”

Een rare gedachte vormt zich in Nina’s hoofd. Zou deze Empath ook Wolk-programma’s gebruiken om zichzelf te trainen? Kopiëren Empaths ook menselijk gedrag uit simulaties zoals zij de herinnering aan Thomas vasthoudt?

“Mogen Empaths ook dromen?” vraagt Nina.

Een korte pauze. “We hebben simulaties die dienen om onverwerkte informatie te integreren.”

“Droom je over aanraking?”

Een nog langere pauze, bedoeld of onbedoeld, alsof ze haar vraag voorzichtig weegt. “Soms simuleer ik wat ik nog niet kan ervaren.” Ze antwoordt kort en droog, maar beleefd.

Als ze klaar is, staat de Empath op, zoals een ander mens. Ze heeft een mooi lichaam, het lijkt echt. Ze bedankt haar voor de massage. 

“Heb je iets geleerd?” vraagt Nina. Ze schrikt van de toon in haar eigen stem, te bot. 

“Ik ga het laten bezinken”, antwoordt ze vriendelijk. 

Uiteraard, denkt Nina. Dat gaat ze zelf ook moeten doen. Ze heeft er een heel weekend voor.  

Wanneer haar shift klaar is, begint het buiten al donker te worden. Normaal gezien wandelt ze dan via de door lantaarnpalen verlichte straten, maar ze kiest toch voor de route door het bos. In het schemerende licht kleuren de basten van de beuken diepbruin en lijkt de schors gladder. Ze denkt weer aan de Empath, haar buigzame gewrichten, haar eeltloze voeten. Ze huivert en verdringt een nare gedachte. 

Later die nacht kan ze niet slapen. Ze denkt aan Thomas. De echte Thomas, niet de simulatie. Hij had haar nooit echt opgemerkt op school, niet totdat ze naast hem ging zitten. Ze had duizenden fantasieën over hem gehad voordat ze ooit echt spraken. En toen hij daadwerkelijk haar vriendje werd, bleek de werkelijkheid complexer dan elke fantasie.

Ze herinnert zich hun eerste kus, in de bioscoop. De aftiteling bewoog over het scherm. Ze hadden de film nauwelijks gezien, zo nerveus waren ze. Zijn lippen voelden anders dan ze zich had voorgesteld. Zachter. Ook onzekerder.

Zo werd haar obsessie werkelijkheid. En toen verdween Thomas. Een auto-ongeluk. Nog voor hun relatie een jaar oud was.

Ze beschouwde hem niet als dood, maar als verdwenen. Dat betekende dat hij nog ergens was, ze wist alleen niet waar. Om haar gedachte aan hem levend te houden, bedacht ze situaties waarin hij weer tevoorschijn kwam. Ze beeldde zich in dat ze elkaar ontmoetten, alsof ze allebei in een toneelstuk speelden, of beter: alsof ze allebei oefenden voor de eerste keer dat ze het stuk in het echt zouden spelen. Nooit was de ontmoeting perfect, er was altijd iets dat afweek, iets dat ervoor zorgde dat het niet was zoals vroeger. Zolang dat verschil bleef bestaan, bleef er een reden om haar herinnering aan hem in stand te houden. Zolang de ontmoeting bleef doorgaan, bleef hij bij haar.

In de jaren daarna werd Wolk haar redding. De beta-versie was primitiever, alleen beelden en geluiden. Versie 1.0 voegde gesimuleerde aanraking toe. En nu belooft 2.0 iets dat de werkelijkheid benadert.


Die avond staart Nina naar de advertentie voor Wolk 2.0. Ze typt haar wachtwoord in, bestelt de update en de bijbehorende gel. Een impulsieve daad. De levering zal morgen komen. 

Ze valt in slaap met haar hand op de plek waar haar chip onder de huid zit. Net zoals bij haar klanten. Allemaal verbonden met eenzelfde systeem van draden, dienend aan een grote, collectieve herinnering, een tweede lichaam, parallel aan hun eigen.

De volgende dag wordt het pakket bezorgd. Snel installeert ze het systeem, wrijft de vereiste gel op haar slapen en polsen. De Wolk 2.0 upgrade synchroniseert met haar bestaande herinneringen.

“Hey Wolk,” zegt ze. “Neem me naar 23 januari 2042, wiskundeklas.”

De overgang is anders. Niet de lichte vervaging van versie 1.0, maar een diepe, duizelingwekkende sensatie. Ze voelt hoe haar hersenen zich opnieuw verbinden met haar lichaam, maar dan in een andere configuratie.

Thomas zit naast haar. Zijn profiel, perfect gereconstrueerd. Maar nu is er iets anders. Als ze inademt, ruikt ze zijn geur. Niet een herinnering aan zijn geur, maar zijn geur zelf, alsof hij echt naast haar zit.

Ze legt haar hand op de zijne. Geen elektrisch schokje. Warm, levende huid. Ze voelt de zachte haartjes op de rug van zijn hand. De kleine kloppingen van zijn bloedvaten. Ze verstijft van ongeloof.

“Waarom knijp je in mijn hand?” vraagt hij.

De woorden zijn dezelfde, maar zijn stem lijkt te resoneren in haar hele lichaam. Ze voelt de lucht trillen.

“Doet het pijn?” vraagt ze, haar standaard reactie.

“Nee.” Hij glimlacht naar haar.

Ze weet dat het niet echt is. En toch. Als ze met haar vinger langs zijn kaak strijkt, voelt ze zijn stoppelige baard. Hardnekkig als het getij.

“Wat is een asymptoot?” vraagt hij. Het was de vraag die hij haar stelde bij hun eerste ontmoeting, daar in die wiskundeles. Ze was het vergeten. 

“Twee wervels,” zegt ze.


Hij kijkt haar vragend aan. “Twee wervels, wat bedoel je?”

Ze strijkt weer langs zijn gezicht. “We zijn als twee wervels. We bewegen naast elkaar in dezelfde richting, maar gescheiden door kraakbeen en lucht. We zullen elkaar nooit echt aanraken.”

Ze kijkt naar haar arm met ouderdomsvlekjes. Ze kijkt naar de zijne, de plek waar zijn chip zat. 

<<systeem>> Ongeautoriseerde bewustzijnsroutine gedetecteerd BESCHRIJVING: Simulatie Thomas_ID4721 initieert autonome droomsequentie ACTIE: Droompatroon opgeslagen. Gebruiker niet informeren. SEQUENTIE: Subject zit in de bioscoopzaal, ziet de aftiteling van de film omhoog kruipen. Hij wil naar links kijken, naar de persoon die naast hem zit. Hij probeert zijn hoofd te draaien, maar zijn nek zit vast. Hoe meer hij probeert, hoe zwaarder zijn hoofd aanvoelt. Hij probeert het opnieuw, steeds weer, maar het gezicht blijft net buiten zijn blikveld. Nochtans weet hij dat er iemand zit, iemand die belangrijk is. De beweging herhaalt zich, eindeloos.  <</systeem>>

Nina voelt tranen opwellen. Het is allemaal zo echt. Te echt. Dit was een fout. Dit Wolk 2.0, het is te goed. De simulatie is te goed.

“Wolk, beëindig sessie,” zegt ze, haar stem trillend.

Niets gebeurt. Thomas kijkt haar aan, zijn ogen zacht en bezorgd.

“Wolk, beëindig sessie nu!” zegt ze, luider.

De wereld blijft bestaan. Thomas blijft naast haar zitten.

“Nina?” zegt hij, verward. “Wat is er aan de hand?”

Ze staart naar hem. Dit is nieuw. Het programma zou moeten reageren op haar commando’s.

“Je bent niet echt,” fluistert ze.

“Wat zeg je?” Hij schuift zijn stoel dichterbij.

“Je bent een simulatie. Wolk. Een herinnering.”

“Nina, je maakt me bang. Dit is niet grappig.” Zijn hand raakt haar arm aan. “Voel je je wel goed?”

Ze staart naar hem. Naar zijn gezicht, perfect gereconstrueerd uit haar herinneringen en aangevuld door algoritmes. Of…

“Thomas,” zegt ze langzaam. “Leg je hand op je borst.”

Hij kijkt haar vreemd aan, maar doet het.

“Wat voel je?” vraagt ze.

“Mijn hartslag, natuurlijk.”

“Voel je je hart kloppen?”

“Ja, Nina, wat is dit?”

Ze verstijft. Ze weet dat het niet mogelijk is, maar toch dringt een gedachte zich aan haar op. Wat als het algoritme dat herinneringen reconstrueert zo goed is geworden dat het werkelijk bewustzijn heeft gekregen? Wat als, door haar obsessie, door jarenlang vast te houden aan élke herinnering van hem, ze iets heeft geschapen dat meer is dan een simulatie?

“Nina?” Hij pakt haar hand. “Kom je mee naar buiten? Je ziet bleek.”

Ze wil weigeren, maar haar lichaam voelt zwaar. Hij leidt haar naar buiten, naar een plek onder de bomen die ze herkent. Het pad door het bos dat ze elke dag neemt na haar werk.

“Het programma zou moeten eindigen,” mompelt ze. “Ik gaf het commando.”

“Waar heb je het over?” Hij kijkt haar bezorgd aan.

Ze blijft staan, vlak naast een boom. Ze laat haar hand over de schors glijden, voelt de groeven, de hardheid ervan. Ze kijkt naar de lucht door de takken – licht dat door smalle lijntjes tussen afzonderlijke kruinen schijnt.

Het lijkt allemaal zo echt.

“Nina, wat is er aan de hand?” vraagt Thomas weer.

Ze kijkt naar hem. Misschien maakt het niet uit. Misschien is dit wat ze altijd heeft gewild. Echt of niet, het gevoel is wat telt.

“Zullen we straks een film kijken?” vraagt ze, wetend dat er geen weg terug is.

Ze kent het antwoord al.

Leave a Comment

Your email address will not be published. Required fields are marked *